Uitvloeimaat
(Slump flow)Methode om de consistentie van vloeibaar te meten beton
Nadere omschrijving
De uitvloeimaat wordt gebruikt om de consistentie van vloeibare betonspecie te meten. De werkwijze bij uitvoeren van de proef komt voor een groot deel overeen met de werkwijze voor het meten van de zetmaat. Ook de gebruikte kegel is gelijk: een stalen kegel met een hoogte van 300 mm, een middellijn van het grondvlak van 200 mm en een doorsnede van de bovenzijde van 100 mm.
Nadat de kegel in drie ongeveer gelijke lagen is gevuld (waarbij elke laag met een porstaaf 25 keer wordt verdicht), wordt de kegel opgelicht. Voor de zetmaatbepaling wordt de inzakking van de betonspeciekegel gemeten. Voor de uitvloeimaat moeten de grootste diameter van de speciekoek en de diameter haaks daarop worden gemeten; het gemiddelde hiervan is de uitvloeimaat.
De uitvloeimaat is een test om het vloeigedrag van zelfverdichtend beton te beoordelen indien geen hindernissen aanwezig zijn. Om een beeld te krijgen van het vloeigedrag en het vermogen van de specie om hindernissen (wapeningsstaven) te passeren zonder blokkeren kan gebruik worden gemaakt van twee testen: j-ring-test of l-box-test.
De bepaling van de uitvloeimaat is beschreven in norm nen-en 12350, Beproeving van betonspecie, Deel 8: uitvloeimaat (slump flow). Deze norm maakt deel uit van een serie normen waarin de beproeving van de consistentie van betonspecie is vastgelegd.
Klassen voor de uitvloeimaat volgens NEN-EN 206
Klasse |
Uitvloeimaat (slump flow) in mm (grenswaarden voor individuele charges) |
SF1 |
550 - 650 |
SF2 |
660 - 750 |
SF3 |
760 - 850 |
Normen/aanbevelingen/literatuur
NEN-EN 206, Beton + NEN 8005, Nederlandse invulling van NEN-EN 206, Beton (€)
EN 12350, Beproeving van betonspecie (€)
Betoniek 13/13, Van soep tot stroop (€)
Betoniek 13/08, De 206 (ver)werkt (€)
Betoniek 3/30, De zetmaat (€)
Website Betonhuis, Zelfverdichtend beton